Verzetsmonument
De namen van de zeven slachtoffers op monument luiden: Gerard Lagerweij, Sander Lagerweij, Gijsbert van de Burgt, Willem van de Fliert, Willem Gijsbert van de Fliert, Jan van de Ham en Cornelis Koetsier.
Sander en Gerard Lagerweij
In 1942 begon in Renswoude het verzet tegen de bezetter te groeien. Het verzet in Renswoude werkte samen met Veenendaal. Er werden vele distributiekantoren overvallen en sabotageacties uitgevoerd. De boerderij ‘Groot Overeem’ van Sander Lagerweij (geboren op 16 januari 1898) aan de Molenstraat was een schuilplaats voor onderduikers en verzetsstrijder. Verder werden hier ook wapens en munitie verborgen, die begin 1944 waren gedropt bij ‘De Dennen’. Ook Sanders’ broer, Gerard Lagerweij (geboren op 8 december 1899) was actief in het verzet. Zijn verzetswerk begon kleinschalig met wat eten geven en een paar dagen onderdak bieden aan Joden. Later was zijn boerderij ‘De Beek’ ook een schuilplaats en werden op het erf wapens en ander materiaal opgeslagen. Eind 1944 werd er door een ongelukkige samenloop van omstandigheden door de Feldgendarmerie een overval uitgevoerd op de oude hofstede aan de Luntersebeek in Renswoude. Sander Lagerweij was juist op de boerderij van zijn broer toen ca. dertig lieden het erf omsingelden. Er werd veel belastend materiaal gevonden en tegen de avond werden zeven mensen afgevoerd naar ‘Huize Scherpenzeel’. De volgende dag werden op of bij de boerderij nog veertien mensen aangehouden en samen afgevoerd naar de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Zeven mensen zijn daarna op transport gesteld naar Neuengamme of omgeving en nimmer terug gekomen. Sander Lagerweij kwam om in Neuengamme op 11 maart 1945. Van Gerard Lagerweij is geen sterfdatum of -plaats bekend.
Gijsbert van de Burgt
Gijsbert van de Burgt werd geboren op 20 februari 1898 in Woudenberg. Gijsbert trouwt op 17 februari 1920 in Renswoude met Jannetje Geertruida Lagerweij. Het gezin met 8 kinderen woont in boerderij ‘De Overweg’ aan de Holleweg51 (nu Hopeseweg 3) te Renswoude, schuin aan de overkant van boerderij ‘De Beek’ van Gerard Lagerweij, een broer van Jannetje Geertruida. In het najaar van 1943 heeft Gijsbert twee onderduikers, Geert Jaspers uit IJmuiden en een jodin, Mimi Kopuit uit Amsterdam. Op een keer als Gijs erop uit is, wordt er plotseling huiszoeking gedaan op de boerderij naar onderduikers, die in zijn huis zouden moeten zijn. Verraad dus! De onderduikers hadden zich verstopt, Mimi in de koestal onder planken over de mestgroep en Geert Jaspers in een soort hol op de hooizolder, worden niet gevonden. Als Gijs van een karweitje thuis komt wordt hij gelijk aan een verhoor onderworpen. Eén van de vragen die gesteld worden is hoeveel kinderen hij heeft, even aarzelt hij. Als de twee de onderduikers gevonden zijn, zal zijn vrouw natuurlijk gezegd hebben, dat ze kinderen van hen zijn. Zijn de kinderen niet gevonden, dan zal de Duitser vragen waar deze kinderen dan wel zijn. Hij moet snel een keus maken en hij antwoordt dat hij 10 kinderen heeft. Prompt antwoord de Feldwebel met de vraag waar dan wel de twee kinderen zijn die hij niet heeft aangetroffen. Niet alle Duitsers zijn in die tijd gecharmeerd van verraad door Nederlanders. Een enkele maal laten sommigen dit blijken. Van de Burgt die een fractie met een mond vol tanden staat merkt hij dat er een ouder Duitser tegen hem knipoogt, De man zegt zo langs zijn neus weg: “zijn ze soms met vakantie..?”. Gijsbert haakt er onmiddellijk op in door te zeggen dat deze kinderen vrij van school hebben en bij familieleden logeren. De Feldwebel neemt er genoegen mee maar begint van voor-af-aan het huis weer te onderzoeken. Gelukkig gebeurt er niets. Als de Duitsers vertrekken, draait die ene Duitser nog even en kijkt Gijsbert even diep in de ogen, en waarschuwt hij hem om vooral voorzichtig te zijn.
Op zaterdag 16 december 1944 wordt een razzia gehouden op boerderij ‘De Beek’ van Gerard Lageweij, er worden wapens gevonden en Gerard wordt met zes andere afgevoerd. Gijsbert snapt onmiddellijk dat hier meer op volgen zou. Hij waarschuwt zijn onderduikers, die de vlucht nemen, ook stuurt hij zijn kinderen naar familieleden. Gijsbert had het goed gezien, want de volgende morgen, juist na het melken, op zondag 17 december komt er een groep Duitsers naar de Boerderij om Gijsbert te arresteren. Gijsbert wil gewoon in zijn zondagse pak meegaan, Maar Jannigje geeft hem een duffelsejas mee, omdat het vrij koud is. Gijsbert vindt dat eigenlijk niet nodig, want hij komt toch over een uurtje weer terug zegt hij steeds. Maar Gijs komt niet terug en zal ook nooit meer terugkeren. Net zoals Gerard en Sander Lagerweij wordt ook hij gevangen gezet in Scherpenzeel en de volgende ochtend naar Apeldoorn gebracht. Op 19 december komt Gijsbert van de Burgt bij de Sicherheits Apeldoorn vandaan en in het “Polizeiliches Durchangslager Amersfoort” binnen, als “politisch Häftling Nr. 9622 “. Op 2 februari 1945 Wordt Gijsbert van Amersfoort naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg gedeporteerd en vandaar wordt hij op 12 februari 1945 overgebracht naar Wöbbelin. Kort daarna breekt onder de gevangenen een tyfus- en dysenterie-epidemie uit. Gijsbert van de Burgt is 17 maart 1945 in Wöbbelin overleden aan dysenterie.
Willem van de Fliert
Willem van de Fliert werd geboren op 12 mei 1911. Nadat boerderij ‘De Beek’van Gerard Lagerweij door de bezetter was overvallen, stelde Van de Fliert zijn boerderij ‘Groot Wagensveld ’beschikbaar voor het verzet. Op 7 maart 1945 deed ook hier de Feldgendarmerie een inval. Een verrader had hem aangegeven. Willem van de Fliert, Sander de Kleuver en Henk Hekking werden achter de boerenwagen meegevoerd naar Doorn. Vervolgens werden zij overgeplaatst naar de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam. Sander en Henk behoorden tot de verzetsgroep Renswoude en hun veroordeling niet lang op zich wachten. Vijf dagen na de arrestatie, op 12 maart 1945, werd Willem van de Fliert in het Weteringplantsoen te Amsterdam voor het vuurpeloton geleid en doodgeschoten.
Willem Gijsbert van de Fliert
Willem Gijsbert van de Fliert werd geboren op 11 maart 1893. Hij woonde aan de Barneveldsestraat te Renswoude. Hij had in de gemeenteraad gezeten, maar ook in het schoolbestuur van de Christelijke school. Naast zijn boerderij had hij een kuiken broeierij. In het najaar van 1944 werd hij verraden, omdat hij een radio in huis had en omdat in één van zijn kippenhokken onderduikers verbleven. Van de Fliert werd op transport gesteld naar een interneringskamp in Duitsland. Nadat de Amerikanen dit kamp hadden bevrijd, kwam Van de Fliert ziek en uitgeput aan in Boras (Zweden), waar hij tot 20 juli 1945 heeft geleefd.
Jan van den Ham
Jan van den Ham werd geboren op 4 mei 1919 aan de Biesbosserweg in Renswoude. Hij woonde en werkte in Jutphaas. Hij was controleur van de Centrale Crisis Controle Dienst (C.C.C.D.). Tijdens de oorlog sloot hij zich aan bij het verzet. In september 1944 wachtte de bezetter hem op toen hij thuis kwam. Van de Ham werd gearresteerd en kwam na een lange reis terecht in Neuengamme. Hier stierf hij op 10 februari 1945.
Cornelis Koetsier
Cornelis Koetsier werd geboren op 21 oktober 1909. Hij was bakker in Renswoude. Ook hij kwam in het verzet terecht. Op 23 januari werd hij gearresteerd en opgesloten in Het Huis van Bewaring te Amsterdam. In Het nieuws van den dag van donderdag 24 februari 1944 stond het volgende bericht: ‘De veroordeelde Koetsier heeft toegelaten dat in zijn woning wapens gebracht werden om aan leden der bende uitgereikt te worden, die deze dan ook gekregen hebben. Hier kwam ter veroordeling alleen de doodstraf in aanmerking. Kees schreef vanuit de gevangenis in Amsterdam nog enkele brieven aan zijn vrouw en kinderen, zijn moeder, broers en zussen. Hij werd op 22 februari 1944 gefusilleerd in Overveen.
In 1946 werd het comité ‘Oprichting gedenktekens ’gevormd. Initiatiefnemers waren de heren H. Vermeulen (voorzitter), J. van’t Riet (secretaris) en W. van Buren (penningmeester).
Bronnen:
Tracesofwar, tekst gemeente Renswoude
Ledenblad Oud Scherpenzeel maart 2020