Groot Overheem
Een Renswoudse vondeling
In 1822 is een jongetje ter vondeling gelegd in een boekweitberg op Groot Overeem. Het is onbekend waar het jongetje vandaan komt en wat er van terecht is gekomen. Een comparante ging naar het gerecht om de gebeurtenis rond de vondeling te verklaren. Hier is het volgende proces-verbaal voor opgemaakt.
Proces-verbaal uit 1822
In het jaar een duizend acht honderd twee en twintig, den twee en twintigsten der maand Mei des morgens ten zes uren is voor ons schout, officier van den burgerlijken Staat der Gemeenten van Renswoude, kanton Rhenen, provincie Utrecht, gecompareerd: Gerritje de Lange, oud drie en veertig jaren, zonder beroep, huisvrouw van Brand van Ginkel, landbouwer wonende in deze Gemeente op de hofstede Groot Overeem (No 77), welke ons verklaard heeft dat dezen morgen ten half zes uren hare dienstmeid Jannigje Bos het hoornvee naar de weide zullende brengen, in de boekweitberg achter comparantes woonhuis staande, een kind hoorde huilen. Dat dezelve Jannigje Bos haar comparante heeft geroepen en gezegd dat een kind in de berg was gelegd, welk kind door Arrisje de Kruif, huisvrouw van Peter Mandersloot op verzoek en in het bijzijn van haar comparante uit gemelde berg is genomen, zodanig als het ons is voorgesteld: met een linnen mutsje op het hoofd, gewonden in eenige lappen linnen en verder in eene oude zwarte kaleminke vrouwerok. Het kind onderzocht hebbende, hebben wij hetzelve erkend van het mannelijk geslacht te zijn, schijnende drie á vier dagen oud, zonder eenige tekenen aan het lichaam, nog geschrift of merk in of aan de omwendselen gevonden te hebben. Zo hebben wij terstond het kind onder de voor en familienamen van PETRUS OVEREEM ingeschreven en bevolen dat hetzelve zoude worden ter hand gesteld aan Pieter Bouman te Renswoude als regerende diaken der Hervormde Gemeente van Renswoude. Waarvan wij Proces Verbalen hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Matthijs Eijkelkamp, oud twee en veertig jaren, wagenmaker, en Jacobus de Liefde, oud zes en dertig jaren, ontvanger der directe belastingen, beide wonende in deze gemeente. En is dit tegenwoordig Proces Verbaal, nadat den inhoud van hetzelve de comparante en de getuigen was voorgelezen, door de getuigen nevens ons getekend, hebbende de comparante verklaard niet te kunnen schrijven.
(w.g.) J. Smith, M. Eijkelkamp en J. de Liefde.
Vondeling
Van Petrus Overeem is echter geen spoor meer van gevonden. Onderzoek in het kerkenraadsarchief van de Hervormde Gemeente leverde uiteindelijk de doopdatum van de vondeling op: 1822/13 october Peeterus Overeem, een door de ouders verlaten kind, gevonden in de kooreberg bij Brand van Ginkel op het eerste Overeem. De omschrijving van de boerderij als ‘het eerste Overeem’ is gerekend vanaf het dorp. Het ‘tweede’(=klein) Overeem lag er schuin tegenover in de richting van Scherpenzeel, thans Utrechtse weg 1. In het diakoniearchief zijn onder 1822 en volgende jaren geen nadere bijzonderheden over de vondeling gevonden, als je goed kijkt bij zijn doopinschrijving, dan blijkt daar een klein kruisje voor te staan, dat ook hier en daar bij ander dopelingen te vinden is. Dit zou op jong overlijden kunnen duiden.
Bron:
De Boerderijen van Renswoude Egbert Wolleswinkel blz. 407
Ledenblad: Het ouwe Renswou, november 2001